Van dagmenu naar lopend buffet

Eigen regie, zelfsturing en tegelijkertijd voldoende houvast. Het Hoger Beroepsonderwijs stoeit met de opgave om daadwerkelijk te komen tot meer student-gecentreerde onderwijsvormen. Deze onderwijsvormen zijn nodig om studenten naast de nodige vakbekwaamheid ook op te leiden met voldoende samenwerkend, lerend en onderzoekend vermogen. Dit vraagt dat opleidingen ruimte geven naast kwalificatie ook voor persoonsvorming en socialisatie (Biesta, 2015).

Deze beweging speelt niet alleen in het Hoger Beroepsonderwijs. Van PO tot Universiteit gaat het erom dat kinderen, jongeren en volwassen die kennis, vaardigheden en attitudes ontwikkelen zodat ze zijn toegerust op de maatschappij van nu én in de toekomst. Op alle niveaus zoeken we naar manieren om tot andere onderwijsvormen te komen die het eigen maken van meer generieke vaardigheden zoals bijv. de 21st century skills mogelijk maakt (SLO, 2019).

Kijkend naar het Hoger Beroepsonderwijs willen met elkaar goed onderwijs voor onze studenten en het werkveld. Zoals altijd geldt ook hier: hoe je kijkt maakt wat je ziet. Een interessante bril om doorheen te kijken is de balans tussen zinvol en betekenisvol leren. Zinvol leren gaat over wat docenten zien als noodzakelijk voor de uitoefening van het beroep. Dit vertaalt zich vanuit de maatschappij en beroep naar zinvolle leerinhouden. Met deze zinvolle leerinhouden zorgen we in het beroepsonderwijs ervoor dat de kwaliteit van de opleiding wordt geborgd. Veel docenten in het beroepsonderwijs hebben voor het onderwijs gekozen vanuit de liefde voor het beroep. Het ligt dan op de loer om de dialoog aan de zinvolle kant te voeren. Vaak wordt steeds meer zinvolle leerinhouden ontdekt, gaat er niet of nauwelijks wat van die zinvolle leerinhouden af en wordt het curriculum voller en voller. Wat voor het docententeam als zinvol wordt gezien is niet altijd direct betekenisvol voor de student. De student zelf bepaalt daarbij wat betekenisvol is. Wat is boeiend of interessant, wat is spannend of uitdagend, waar heeft hij wat aan en kan hij gebruiken of toepassen?

Te veel door de opleiding zinvolheid leidt tot ongemotiveerdheid, maar te veel betekenisvolheid leidt tot vrijblijvendheid (Van Emst, 2008; Platform Onderwijs2032, 2016). Goed beroepsonderwijs gaat dus over de balans tussen zinvol en betekenisvol leren in het onderwijs (Biesta, 2015; Van Emst, 2008).

Gesloten onderwijs: dagmenu

Opleidingen in het Hoger Beroepsonderwijs hebben ze zich de afgelopen jaren om uiteenlopende redenen ontwikkeld tot gesloten onderwijs. Gesloten onderwijs is onderwijs dat studenten weinig ruimte geeft om eigen keuzes te maken, waar het curriculum vol zit met allemaal door de docent bepaalde zinvolle leerinhouden. Denkend in metaforen kunnen deze onderwijsvormen getypeerd worden als “een dagmenu”. Iedereen krijgt hetzelfde uitgeserveerd. Er zijn weinig variaties mogelijk, er valt weinig te kiezen. Er is in dit type onderwijs veel aandacht voor de ontwikkeling van vakbekwaamheid en daarmee de kwalificerende functie van het onderwijs. Ook zien we geregeld studenten met een oppervlakkige leergedrag. Deze studenten hebben moeite met het pakken van eigen regie op het leerproces en hier sturing aan te geven.

In de praktijk zien we opleidingen die zijn vormgeven rondom inhoudelijke vakken. Vaak bestaan deze vakken omdat er een docent rondloopt “die daar van is”. Deze inhoudelijke vakken worden vormgegeven in hoorcolleges of werkcolleges. De docent stuurt deze bijeenkomsten door de vakinhoud te bespreken. Na afloop van een reeks van deze hoorcolleges volgt een toets.

 Open onderwijs: verrassingsmenu

In toenemende mate begint dit te knellen bij opleidingen. Opleidingen zijn zoekende naar onderwijsvormen die ruimte geven aan de studenten. Een van die onderwijsvormen is ‘open onderwijs’. Op papier ziet dat er mooi uit. Studenten hebben maximale autonomie om hun leerproces vorm te geven. Docenten gaan vraaggericht te werk. In de praktijk is dat toch wat weerbarstiger. Denkend aan de metafoor van het dagmenu leidt dit type onderwijs meer tot een verrassingsmenu voor zowel docent- als student. Beide partijen hebben geen houvast hoe dit vorm te geven. Dit levert studenten op die zwemmen of studenten die denken “laat maar waaien”. Dit onderwijs slaat eigenlijk door naar de betekenisvolle kant. Bijvoorbeeld: Met elkaar bedenk je dat het prachtig is als studenten voor een aantal uren in het tweede leerjaar praktijkervaringen opdoen. Deze praktijkervaringen zouden voldoende aanleidingen moeten geven voor leervragen. Wat blijkt studenten hebben eigenlijk geen goed idee hebben wat ze in die praktijk moeten gaan doen of wat ze zouden kunnen leren. Op het moment dat ze weer op school komen hebben ze geen leervragen. Docenten zitten met de handen in het haar hoe ze nu toch de bijeenkomsten goed kunnen laten verlopen nu ze geen leerinhouden klaar hebben liggen en enkel vraaggericht te werk mogen gaan.

Gesloten, halfopen en open onderwijs: lopend buffet

Deze blog is dan ook een pleidooi voor een balans tussen zinvol én betekenisvol onderwijs. Deze balans laat zich vertalen naar een lopend buffet van gesloten, halfopen en open onderwijs. Het gesloten deel bevat onderwijsactiviteiten die we voor iedere studenten zinvol vinden. Het halfopen deel bevat onderwijsactiviteiten waar studenten uit kunnen kiezen op basis van hun interesse. Het open deel bevat onderwijsactiviteiten die een beroep doen op talentontwikkeling. Dit zijn veelal realistische en complexe activiteiten die de student stimuleert om zijn kwaliteiten en talenten te benutten en te ontwikkelen. Zo’n opleiding heeft het onderwijs thematisch en samenhangend vormgegeven. Binnen dat thema worden leeractiviteiten ontworpen die passend zijn bij het lopend buffet.

Een belangrijke spelregel is dat de samenhang tussen onderwijsactiviteiten en toetsing klopt. Dat betekent dus ook dat de toetsing zich niet enkel meer richt op het toetsen van de vakbekwaamheid. In de toetsing gaat het ook om het samenwerkend, lerend en onderzoekend vermogen en om de ontwikkeling van de professionele identiteit.

Bronnen:

Biesta, G. (2015). Het prachtige risico van onderwijs (2e druk). Culemborg: Uitgeverij Phronese 

Platform onderwijs 2032 (2016). Ons onderwijs2032. Eindadvies. Den Haag: Bureau platform Onderwijs 2032

Van Emst, A. (2008). Vuistregels voor diep en duurzaam leren. Utrecht: APS

SLO (2019). 21ste- eeuwse vaardigheden. Geraadpleegd op 15 april 2020 van, https://www.slo.nl/thema/meer/21e-eeuwsevaardigheden/

 

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *